Lucky team 3 (3 februari)
Het probleem met het vooraf bestempelen van een wedstrijd tot sleutelwedstrijd, is dat de individuele deelnemers ook tijdens de wedstrijd nog op zoek zijn naar sleutels, die in de stellingen op het bord niet passen. Zonder de mogelijkheid te hebben elkaar de bal toe te spelen, kom je er als koots van een schaakteam al gauw achter dat het tamelijk zinloos is om meer te zoeken in de gezamenlijkheid van acht individuele schakers. Het enige wat een schaakteam meer maakt dan acht individuele spelers, is hun bereidheid om van taktiek te veranderen als de tussenstand in de match er om vraagt.

En dat was in de 6e wedstrijd van team 3 in de Promotieklasse op vrijdag 31 januari tegen SO Rotterdam 2 hard nodig ook. Na de sublieme openingsspeech van Paul Dekker trok de voormalige kroegploeg van Rotterdam voortvarend van leer. Vanwege de belabberde weersomstandigheden wel met twee invallers; iemand als Martin Noordijk, waar Joop altijd op zoek naar passende rolmodellen, bijna smachtend naar uit zag, was er niet bij. De enigen die goed tegengas gaven, waren Mark en Alek, maar verder zag het er snel naar uit dat een 2-6 nederlaag in de maak was. Mark speelde tegen dubbelpion Gert Markus, die eerst ge-h-lijnd werd en vervolgens, na dameruil tegen 2 torens, matgezet door deze op rij 7 & 8. De stand werd al snel gelijk nadat Leo de Jager het na een mislukte opening niet meer kon bolwerken. Op dat moment liep Feyenoordsupporter MIchael Fung de speelzaal in: “En?”. “1-1”. “Inderdaad”.

Mijn partij tegen Arthur Rongen is nauwelijks vermeldenswaard; er werd alleen maar doorgespeeld omdat al vroeg duidelijk was dat een remiseaanbod niet aangenomen kon worden. Als een dronken stuiterballetje hobbelde mijn paardje in bedenkelijke stand over het bord: a6-c7-e8-d6-e4xf6-h5xf4xg2 en verdomd, op dat laatste veld stond een ongedekte toren. De tussenstand kreeg een nog misleidender aanzien, toen Alek zijn Schellvis op het droge trok (3-1).

Wonderen waren nodig om die tussenstand niet in een 3-5 eindstand te doen omkeren. Nu kan SO Rotterdam 2 wel beschouwd worden als een proeftuin voor het geriatrische schaak, met als hoofdkenmerk dat in tijdnoodfases de nodige finesses uitvallen - een vooruitzicht dat ons allen te wachten staat. Cor de Zwart is iemand die dit verschijnsel al een leven lang zorgen baart. Hij wist nog wèl vakkundig gebruik te maken van een gat op e6 in Hoos’ stelling. Bij Wim de Paus kwam de kortsluiting wel. Joop had de hele partij maar geen vat gekregen op diens spel, maar op het eind liet hij Joops h-pion lopen in een toreneindspel. Joop hoefde alleen maar zijn toren er achter te zetten om zelfs nog te winnen. Maar helaas, door de naweeën van een whiskeykuurtje was de alertheid zoek en toen was het al 3-3.

Marius Strijdhorst speelde tot dan een goede partij tegen Wil, die een pion en een kwaliteit had geofferd om de strijd gaande te houden. Dat bleef hij doen, ook nadat Marius Wils irritante paard er af had geslagen met een toren. Marius stond nog altijd een vrije a-pion voor, maar de stelling bleef link en Wil hield dat knap zo. De haren van Cor de Zwart werden even later nog wat grijzer, toen Wil het diagonale matje met de dame op het bord toverde, met toren en pion als epauletten - altijd lastig te zien in tijdnood.

En dus was het aan Paul om in een tamelijk hopeloze stelling een halfje uit het vuur te slepen. Gebarentaal gaf al aan dat het geloof er niet meer was. Frans Vreugdenhil had twee verbonden vrijpionnen in het centrum, geblokkeerd door toren en loper. Vrij spel voor Frans’ toren en paard dus. Alleen keepen zou leiden tot de geruisloze afgrond. Merkwaardig was het daarom dat Pauls enige troef, een pionnenmeerderheid op de koningsvleugel maar niet in beweging kwam. Goed of niet goed, alleen tegenspel kan in zo’n situatie verwarring zaaien. Was Paul de lessen aan Ger Hageman al weer vergeten? Niet getreurd, want de 4-4 was al te mooi om waar te zijn. Bovendien blijft SO Rotterdam 2 zo gemotiveerd om concurrenten voor ons te verslaan, waar ze in potentie toe in staat blijven. En voor de tussenstand in de promotieklasse maakt het weinig uit. Er is wat haasje over gesprongen, maar er zijn nog steeds 6 titelkandidaten, die allen ook net zo makkelijk nog kunnen degraderen. (Koots Keet)

   RSR Ivoren Toren 3      1894 - SO Rotterdam 2          1924 4  - 4
1. Bob Hoos                1876 - Cor de Zwart            2079 0  - 1
2. Alek Dabrowski          1935 - John Schell             1966 1  - 0
3. Leo de Jager            1921 - Marc Schroeder          2049 0  - 1
4. Wil Sparreboom          1891 - Marius Strijdhorst      1917 1  - 0
5. Joop Klijn              1905 - Wim de Paus             1922 0  - 1
6. Paul Dekker             1899 - Frans Vreugdenhil       1844 0  - 1
7. Herman Keetbaas         1943 - Arthur Rongen           1812 1  - 0
8. Mark Beijen             1782 - Gerrit Markus           1800 1  - 0