Enige notities bij het notatieformulier (3 juni)
Oplettende bezoekers van onze schaakclub zal het opgevallen zijn dat sinds kort een nieuwe loot aan de stam der notatieformulieren is toegevoegd. Dat hier een markt open ligt, getuigt de nieuwste versie van het wangedrocht dat de RSB met enige regelmaat de wereld in kopieert en doorgaat voor het standaard RSB notatieformulier. Dit keer zijn de regels onder de 20e en 40e zet weggevallen, wat al tot menige notatiefout zal hebben geleid. Omdat onze eigen voorraad notatieformulieren onlangs eindig bleek, gaf dit weer aanleiding tot inspiratie om de hele indeling van zo’n formulier eens grondig te herzien.

Afgezien van potremise-toreneindspelen kan het notatieformulier wel tot een van de saaiste onderwerpen gerekend worden, die onze schaakclub rijk is. Maar nu de kaarten van dit seizoen vrijwel geschud zijn, wordt het toch eens tijd om zo’n onderwerp voor het voetlicht te brengen. Dan hebben we dat maar weer gehad. En er zitten trouwens een aantal vermeldenswaardige aspecten aan, die een bewuster gebruik ervan kunnen bevorderen.

Het fragment
Het lijkt me duidelijk dat de wedloop tussen site en Schakelaar is gewonnen door de eerste, vooral door de snelle plaatsing van wedstrijdverslagen. De schaaktechnische kant is op onze site echter een wat ondergeschoven kindje gebleven, wat soms leidt tot enig nostalgisch terugverlangen naar Schakelaartijden.
Een van de middelen om dit gemis op te vangen, leek het plaatsen van zgn. fragmenten. Het tweevoudige formulier werd geïntroduceerd om die fragmenten wat makkelijker boven tafel te krijgen. Alleen wordt van deze mogelijkheid nog te weinig gebruik gemaakt, hoewel het de laatste weken al wat beter lijkt te gaan. Zo’n wekelijks fragment is beslist een verlevendiging van onze site, die overigens onlangs door een kunstacademiestudent tot een van de lelijkste is uitgeroepen, wat in dit verband als een compliment opgevat kan worden.
Het gemiddeld aantal fragmenten per seizoen is aan daling onderhevig, maar het is niet helemaal duidelijk waaraan dat ligt. Misschien is het een gevalletje van misplaatste bescheidenheid bij de makers van deze potentiële fragmenten. Het zou er ook op kunnen wijzen dat Arrian Rutten wat ondersteuning bij het site-onderhoud kan gebruiken. Het zou in elk geval leuk zijn als de fragmenten wat vaker worden ververst, want elke week zien wij fragmentwaardige snapshots op de borden voorbijkomen.

De subtractieve menging van rood en groen
Wat opvalt aan het nieuwe notatieformulier zijn natuurlijk de kleur en het formaat. Meestal zijn notatieformulieren uit kostenoverweging in zwart gedrukt, maar met een kleurtje spring je er natuurlijk altijd wel uit. Niet voor niets is RSR gezegend met een drukker als lid, die nòg het vege lijf weet te redden. Nikkelen Neelie beweerde deze week nog dat ‘onze’ toekomst ‘compleet digitaal’ is; typisch een opmerking van een beroepsgedeformeerde die de harde analoge werkelijkheid uit het zicht heeft verloren, want buiten europese grenzen of steeds onzichtbaarder verstopt onder het al maar strakker aangespannen digitale spinneweb. Met materiedove mensen die denken dat je straks je schoenen kan printen op je 3D-printer als gevolg. Zelfs in Europa draaien achter het digitale internetbehang de analoge drukpersen nog gewoon door, maar dit geheel terzijde.
Het voordeel boven zwart is dat er meer contrast tussen de voorbedrukte lijntjes en de schrijfpen overblijft. Er was al eens gedrukt in blauw, rood en groen. Ditmaal is de kleur zilverachtig grijs geworden - het resultaat van een bepaalde (subtractieve) menging van rode en groene inkt. Iedereen weet dat geel en blauw groen geeft en geel met rood oranje, enzovoorts en je zou verwachten dat rood en groen een bruinachtig paars zou opleveren. En zo ziet dit mengsel er inderdaad uit. Maar door de dunne inktlaagdikte, die alleen met een drukpers mogelijk is, krijg je deze zilverachtig grijze onkleur. Het lijkt een beetje op de toverij van de zgn. additieve kleurmenging met licht, waarbij groen met rood licht geel wordt en met blauw er bij zelfs wit.

De grootte van het formulier is 14x25,2 cm. Iets smaller dan de vorige set, maar slechts 2 cm breder dan het eenvoudige notatieformulier, waardoor het nog juist past naast de borden op de wat krap bemeten tafels in het NIVON. Het eenvoudige formulier kon 105 zetten op voor- en achterzijde kwijt. Het rode tweevoudige formulier echter slechts 60. Dat was wat aan de krappe kant en dus is het nu in 3 kolommen 90 zetten geworden. Nu de tijdcontroles in de RSB zijn afgeschaft, komen langere partijen bijna niet meer voor. Om wat ruimte te winnen, zijn alle verwijzingen naar afgebroken partijen - een verschijnsel uit lang vervlogen tijden - geschrapt.

Verder is het echt een formulier geworden - er valt wat aan te kruisen en er zijn wat meer of minder duistere teksten te lezen voor wie zich verveelt tijdens de partij. Wie kiest voor een tweevoudig formulier, gaat dankzij het vooraangekruiste fragment in principe voor een spectaculair of leerzaam fragment, waarvoor hij slechts de gele kopie met de omcirkelde of anderszins aangegeven zettenreeks aan de site-onderhouder - nu Arrian Rutten - hoeft af te geven.

Fukusjima
Nog oplettender lezers en zij die terugverlangen naar het eenvoudige notatieformulier, bijvoorbeeld omdat zij vooraf al denken dat hun partij het aanzien niet waard zal zijn, zullen mogelijk het hoofd schudden bij het lezen van noot 1. Het zou zelfs kunnen dat ooit een uitspelende schaker door zijn vlag gaat na het lezen van deze schijnbaar aperte nonsens. Daar zit iets in, ware het niet dat buiten de ramp met de kerncentrale in Fukusjima is gerekend, nu ruim 2 jaar geleden.
Het zelfkopiërende papier waarop nu gedrukt is, is afkomstig uit een japanse papierfabriek, die lag in de zone met verhoogde radioactiviteit en heeft daardoor lange tijd stilgelegen. Het spreekt vanzelf dat geen europese papiergroothandel er nog vertrouwen in heeft dit papier op voorraad te houden en dus is het van de europese markt verdwenen. Nu zijn er tientallen soorten zelfkopiërend papier, die echter niet door elkaar gebruikt kunnen worden, omdat elke soort zijn eigen zelfscheidende lijm heeft. Je begrijpt, de Boog zit met een grote voorraad eindige ondersoorten van dit japanse papier. Het is dus zaak om daar zo gauw mogelijk vanaf te komen. Ter geruststellling - allemaal nog geproduceerd vóór de ramp. Niet bang zijn dat ze plotseling licht gaan geven ofzo!
Ten slotte nog een opmerking over de laatste noot, die gaat over de beschrijfbaarheid van het formulier. Op het eerste gezicht lijkt de gedane mededeling over de onbeschrijfbaarheid van de achterzijde halfwaar. Al meerdere malen kwam het voor dat in tijdnood door zetoverschrijding verder genoteerd werd op de achterzijde van het ondervel. Dit overschrijft echter het kopiebeeld van de voorzijde van het ondervel - in spiegelbeeld. De coating op de achterzijde van het bovenvel zorgt er voor dat balpeninkt daarop afketst, maar met potlood zou het nog wel te doen zijn.

Voor onverbeterlijke hunkeraars naar het eenvoudige notatieformulier of diegenen die zuinig aan willen doen met de bestaande voorraad, kunnen natuurlijk eenvoudig de set splitsen en de andere helft overhandigen aan hun tegenstander. De voorzijde van beide vellen zijn apart ook uitstekend beschrijfbaar.
Zo zie je maar: over bijna niks valt soms nog heel wat te melden! (Keet)