Op zoek naar de Rode Loper

Een schaaksoap in 666 afleveringen, door Alek D.

Aflevering 1: Wat vooraf ging (5 november 2007)

‘Het moet niet gekker worden’, sprak inspecteur Bommel ruim een week geleden, terwijl hij zijn meer dan vochtig geworden Cubaanse sigaar uitdrukte op de inmiddels bruin uitgeslagen schedel van wat ooit zijn laatste arrestant was . ‘Ik lees hier dat er in Rusland enige tijd een schaakgenie de wereldkampioenschappen seriemoorden nieuw leven in wilde blazen. Net als bij het schaken komen de verrassingen altijd uit het Oosten! Het is deze 33-jarige winkelbediende bijna gelukt alle velden van het schaakspel te bedekken met evenveel bewijzen van zijn bizarre hobby. Zelfs vrienden en bekenden stonden op zijn dodenlijstje.’ Bommel las het bericht voor aan zijn nieuwe hulpje en aankomend meester in de rechten Paulus. Deze jongeman keek verbaasd op. In de week dat hij hier werkte als jongste bediende en voetveeg van de grote inspecteur was hij nauwelijks rechtstreeks aangesproken, laat staan dat Bommel hem de eer gunde een krantenbericht te mogen aanhoren. Uitgerekend dit bericht had hem deze week ook getroffen. Hij was zelf beginnend schaker. Toevallig kreeg hij van een vage kennis een boekje met een titel als Oom Dolf leert zijn neefjes schaken. Ondanks de duffe lay-out had hij de beginselen snel geleerd. Op Internet was hij vervolgens de strijd aangegaan met mede-lotgenoten. En na een paar maanden kon hij zijn moeder met trots vertellen dat hij nu eens een goede reden had om een hertentamen aan hem voorbij te laten gaan. Als lezer begrijpt u al dat deze zevende-jaars rechtenstudent een totaal kansloze toekomst voor zich heeft. Niet in het minst daar zijn achternaam Brinta was. Maar juist in een van zijn meest zwarte levensfasen overkwam hem een onverwachts aanbod om als assistent bij een vriend van zijn oom in dienst te treden. Geoefende lezers zullen hier de hand van een liefhebbende moeder in herkennen.

Paul begreep niets van het politiewerk, maar deze inspecteur Bommel leek hem ook niet een gewoon agent. De inrichting van het kantoor waar hij nu al dagen onleesbare dossiers doornam deed aan niets denken van wat hem van gangbare politieseries bekend was: geen rinkelde telefoons, geen binnenstormend personeel, geen vrouwonvriendelijke opmerkingen en geen informanten uit het criminele circuit. De kamer was kaal. Een zeer grote stalen kast met papieren dossiers en wat souvenirs op de robuuste eikenhouten tafel was alles wat hem zou kunnen afleiden. De schrijfmachine, van computers had Bommel geen verstand, stond meestal opgeborgen in de kast. Eén van de voorwerpen op tafel trok vanaf de eerste dag de aandacht, namelijk een schedel waarvan de herkomst hem onduidelijk was, maar waarvan hij begreep dat deze direct met het politiewerk van heer Bommel te maken had. Af en toe mompelde de inspecteur tegen de grijnzende kaalkop: ‘jij zult geen smeerlapperij meer uithalen, ventje.’ Of hij sprong op met de woorden: ‘waar heb jij de buit gelaten?’

’s Avonds in zijn bed, in het huis waar zijn moeder de kamer naast hem besliep, want op zichzelf wonen was al eens mislukt, dacht hij na over deze carrièremove en vroeg zich af of dit werk wel serieus te nemen was. Was hij niet door goedbedoelende volwassenen aan een zinloze bezigheid geholpen bij een inspecteur die zelf ook op een zijspoor was aangekomen? Net terwijl hij dit overdacht confronteerde Bommel hem met het bizarre krantenbericht. ‘Weet deze Bommel dat ik zelf ook schaak? Word ik paranoïde? Is dit toeval?’ waren vragen die door het hoofd van de jongeling schoten. Bommel was ondertussen opgestaan, wandelde door de kamer en leek te denken aan betere tijden, toen boeven nog boeven waren en zich niet voordeden als politici. Hij keek Paul aan en sprak op deftig-serieuze toon: ik heb eerder met een schaakseriemoordenaar te maken gehad, maar dat is een lang verhaal…’

 

Aflevering 2: Wat vooraf ging en waarschijnlijk niet ter zake doet (7 november 2007)

Het vertellen van lange verhalen was nooit Bommels sterkste kant geweest, maar na het lezen van het krantenbericht leek hij opeens ontketend. Dromerig keek hij de kamer rond en begon rap te vertellen over de tijd dat hij nog een geliefd hoofdcommissaris was. Hij had de mooiste kamer op het politiekantoor, de burgermeester kwam vaak bij hem langs om een borrel te drinken en te horen wat er werkelijk gaande was in Rotterdam, zijn vrouw hield nog van hem, hij kreeg altijd complimenten van collega’s over zijn scherp combinatievermogen: elke zaak loste hij op; kortom, die tijd kwam nooit terug. Het ging mis toen hij zijn grootste moordzaak ooit kreeg voorgeschoteld, namelijk de zaak van de schaakmaniak die willekeurig mensen om zeep hielp. Overal liet de gek een schaakstuk na als vingerafdruk. Hij was diegene die hem doorhad, die het patroon herkende. In gedachte had hij deze dolleman getraceerd. Bommel ging zitten en zuchtte: ‘Maar na de tweede moord kreeg ik ernstig last van bewustzijnsvernauwing en argwaan. Ik begon collega’s te beschuldigen, ik wist niet meer wat ik deed, ben zelfs hele dagen kwijt. Toch denk ik in deze schemerperiode van mijn leven de moordenaar gepakt te hebben.’

‘Iets klopt hier niet’, dacht Paul. Op dat moment sprak Bommel dezelfde woorden: ‘iets klopt er niet. Wanneer ik niets fout zou hebben gedaan, zou ik nog steeds hoofdcommissaris zijn gebleven, maar wanneer ik wel een grove blunder heb begaan, waarbij bloed heeft gevloeid en onschuldigen zijn gestraft, waarom ben ik dan niet ontslagen? Waarom ben ik hier in een verre uithoek van dit bureau met zinloze zaken bezig.’ Op dat ogenblik ging de telefoon. Het was de baas zelf die belde. Alexander Nadorf was sinds een half jaar de nieuwe hoofdcommissaris van het Rotterdamse politiecorps. Ooit diende hij onder Bommel, maar nu waren de rollen omgedraaid. Zijn tweelingbroer Konstantijn Nadorf was hoofd van de plaatselijke geheime dienst. In het geheim zijn was deze dienst erg vakkundig, zelfs de schrijver van deze schaaksoap had er tot op de dag van vandaag nog nooit van gehoord. Als een waarachtig Poolse politieke-tweespan hielden zij achter de schermen heel wat Rotterdamse instellingen in de gaten. Natuurlijk werd de kamer van Bommel afgeluisterd, natuurlijk zat de sullige Paul niet voor niets in die kamer. Bommel moest gaan praten! Hij hield wat achter, iets wat van het grootste belang was. En onder het mom van geheugenverlies had hij tot nu toe gezwegen. Hem martelen had geen zin, dat zou verdacht overkomen en het zwijgen alleen maar versterken. Door middel van een list, namelijk het sturen van deze onschuldige schaker, een rechtenstudent nota bene, zou de waarheid boven tafel komen. Bommel zal gaan praten, dacht Alexander. Alleen mocht Bommel niet te veel gaan nadenken waarom hij daar zat. Alexander Nadorf gaf hem dus af en toe een zaakje om ‘op te lossen’, om hem van de straat te houden, zogezegd. Nu hij hoorde dat Bommel zijn twijfel uitte tegenover zijn jongste bediende over zijn positie, was het tijd om in te grijpen en hij riep door de telefoon: ‘Bommel, er ligt een zaak op je te wachten, rep je naar de balie, daar ligt het dossier.

Niet alleen werd de arme Bommel door Alexander afgeluisterd, ook politici die hij irritant of zelfs gevaarlijk vond werden in de gaten gehouden, zoals een zekere Knorissen of die roodhoofdige Zeurissen, die volgens de broer van Alexander een geheim genootschap zou leiden. Maar deze ambitieuze geheim- en hoofdagent had wel vaker last van een weelderige fantasie. Zij waren echter niet de enige die werden bespioneerd. Er waren nog een hoop onopgeloste zaken, die nazorg behoefden. Naar aanleiding van die geheel uit de hand gelopen zaak van de schaakseriemoordenaar een jaar of wat geleden, werd bijvoorbeeld nog steeds een zeker gebouw dichtbij het centrum in de smiezen gehouden. Dit pand had volgens Nadorf alles te maken met Bommels stilzwijgen en de losse eindjes van zijn zogenaamde opgeloste zaak. De schuldigen liepen volgens de tweeling nog steeds rond, klaar om wederom toe te slaan. Komende vrijdag stond toevallig een infiltratie van dit object op het programma. Paul verveelde zich ondertussen ongans. Zijn baas was abrupt vertrokken en hij zat vol vragen. Hij voelde zich wel meer verwant met zijn meerdere. ‘Wij beiden doen dus op dit bureau voor spek en bonen mee.’ Eén ding begrijp ik helemaal niet: aan welk levend wezen heeft deze schedel behoord?’

 

Aflevering 3: De infiltrant en wat verder vooraf ging  (11 november 2007)

Vrijdagavond werd er zoals elke vrijdag geschaakt in het Nivonpand, zoals dit gebouw officieel werd genoemd. Bij de plaatselijke geheime dienst onder leiding van Konstantijn Nadorf stond dit pand echter bekend als de Ivoren Toren, de baas zelf sprak het liefst over de Dolle Toren. Tijdens de grote schaakmoordzaak van wat jaren geleden was het hele gebouw volgestopt met afluisterapparatuur. Nooit is er echter overtuigend bewijs gevonden dat de schuldigen zich hier schuilhielden. Want dat het in deze lugubere zaak om een samenzwering ging, daar was Konstantijn van overtuigd. Net als die moord op stadsgenoot P. kon dit niet het werk zijn geweest van 1 persoon! Die ene persoon hadden ze uiteindelijk te pakken gekregen: een labiele man, met diverse zenuwtrekken en een ongezonde interesse in knapen. Maar qua labiliteit zag Konstantijn weinig verschil tussen deze stakker en de rest van de mannen die wekelijks deze poel van schaakverderf bezochten. ‘Goed dat die vuilak uiteindelijk werd onthoofd door Bommel. Alleen hadden anderen hem graag nog wat vragen willen stellen.’ Het zat de broers nog steeds niet lekker. Bommel had, nadat hij zwaar in de war werd aangetroffen bij de stukgesneden dader, orakeltaal uitgeslagen; hij had het gehad over geheime boodschappen en laatste woorden van deze dader. Het meest vreemde aan het lijk was de afdruk van een schaakstuk in zijn voorhoofd. Had Bommel dit gedaan, als ultieme wraak of hadden de mede-daders hem willen straffen voor zijn onvoorzichtigheid zich zo te laten arresteren? Had Bommel hem eigenlijk wel zelf gedood?

Een van de redenen om het Nivonpand in de gaten te houden was het moordwapen. De afdruk in het voorhoofd had te vorm van een loper, maar zoals de specialisten uitgezocht hadden, geen gewone loper. Het was een net afwijkend Staunton-formaat. En van uitgerekend dit formaat had een zekere schaakclub die in het verdachte pand zijn wekelijkse bijeenkomstem hield, een groot aantal sets gekocht. Diverse keren heeft er in het diepste geheim een inval plaatsgegrepen. Op zo’n dag dat er geen bezoekers aanwezig waren ging een onderzoeksteam het pand binnen. Vooraf was er iemand bereid gevonden de politie een handje te helpen. In ruil voor een fles wodka werd de sleutel graag voor een uur of wat afgestaan. De kast met schaakstukken was snel gevonden. Het rechercheteam had echter de grootste moeite om in deze volgestouwde voorraadkast enige logica te ontdekken. Geen enkele set stukken zat compleet in het goede doosje, overal lagen borden, defecte klokken, oude bekers en medailles. Bovendien lag er een enorme hoeveelheid studiemateriaal, wat op zichzelf al verdacht genoeg was en voldoende reden deze tent te laten sluiten. De loper met moordenaars-sporen, DNA en dergelijke trof men niet aan. Wel vond het rechercheteam allerlei andere vuiligheid op deze stukken: veel zweet, haren, bier en lippenstift, maar ook kots, snot en bloed afkomstig van verschillende mensen. Kortom, er was geen beginnen aan. Men staakte dit onderzoek, hoewel letterlijk alles in dit zaakje stonk als de neten.

Konstantijn en zijn broer hadden onlangs een nieuwe tactiek bedacht: een infiltrant. Het was echter niet gelukt om werkelijk een politieagent zo gek te krijgen zich aan te melden bij deze club. Gelukkig had iemand op het bureau, een van de secretaresses, en niet de lelijkste, een zoontje dat schaakte. Dit ventje was al wat ouder, maar natuurlijks zo kinds als een schaker kan zijn. Dit ventje, die de schuilnaam Hans kreeg, wilde wat graag als spion, zelfs als infiltrant optreden. Hij speelde niet in Rotterdam, maar dat mocht geen bezwaar zijn. Al die clubs spelen toch tegen elkaar en iedereen kent iedereen in dat wereldje.

Afgelopen vrijdag was het zover. De club van Hans zou gaan schaken in het Nivon. Hans ging mee en zoals vooraf was afgesproken zou hij snel verliezen, vervolgens  zou hij proberen zoveel mogelijk leden uit te horen om hun verhaal over deze schaakmoorden te weten zien te komen. Hans vroeg zich onderweg wel af: ‘was dit echt een hermetisch genootschap, waar rituele moorden niet werden geschuwd of was die chef van mij wat idioot in zijn bol? We zullen het zien, de politie betaalt in ieder geval niet slecht, dus ik moet wel met een mooi verhaal komen.

 

Aflevering 4: De infiltrant heeft een goed verhaal  (18 november 2007)

Bommel kon het nog niet echt geloven: de oude moordzaak was heropend! Afgelopen woensdag moest hij bij zijn baas Alexander Nadorf op het matje komen; althans dat dacht Bommel. Maar zijn chef was de vriendelijkheid zelve. Hij kreeg een borrel ingeschonken en mocht plaatsnemen in de diepe bloemetjesfauteuil die de kamer van Nadorf opsierde. Er was nieuwe informatie boven tafel gekomen vanuit de plek die zo’n prominente rol speelde in het oude moordonderzoek, de zogenoemde Dolle Toren. Alexander vertelde hem triomfantelijk dat een infiltrant, Hans geheten, erin geslaagd was een aantal leden van deze geheime club aan het praten te krijgen. Na afloop van een schaakavond was deze Hans met een aantal leden wat kroegen afgeweest. De liters bier die Hans schonk hadden het gewenste effect. Eén van de leden gaf al snel toe dat het schaakleven een wereld op zichzelf was met eigen wetten en verplichtingen. Bij doorvragen kwamen al gauw de verhalen hoe afvallige leden geëxcommuniceerd werden, verstoten als het ware. Van sommigen van hen werd dan niets meer vernomen. Hans had dit direct opgevat als collectieve executies. Hij had tenslotte Agatha Christie onlangs gelezen. ‘Enfin’, zei Nadorf: ‘dit kunnen natuurlijk ook sterke verhalen zijn geweest, maar waar onze man ook mee kwam was een regelrechte tip, een schot in de roos. Een aantal leden had namelijk toegegeven meer af te weten over het vermeende moordwapen, het bewuste schaakstuk waar het hele rechercheteam naar op zoek is geweest! Dit was informatie die niet uit de krant te halen was, en dan nog, wie leest er kranten van jaren geleden.’

Bommel moest zich even een borrel bijschenken. Hij was er tot nu toe van uitgegaan dat de moordenaar voor hij gepakt werd zichzelf had verwond. Hij zou een schaakstuk op tafel hebben gelegd en hier hard met zijn hoofd op geslagen hebben. Bommel had nooit aan een moordwapen gedacht, behalve dan het zwaard waarmee hij hem uiteindelijk letterlijk had kleingekregen: ‘maar mijn baas denkt hier dus kennelijk anders over…’ Bommels gedachten richtten zich weer op zijn meerdere, die zijn verhaal vervolgde: ‘ik heb deze Hans wel wat nader aan de tand gevoeld, want je weet hoe het gaat, een infiltrant wil scoren dus komt met een goed verhaal. Ik vroeg hem bijvoorbeeld welk schaakstuk het betrof en hij antwoordde dat dit de loper was. Toen dacht ik hem klem te hebben en schreeuwde hem toe dat ons team alle lopers van de gezochte soort, zowel de zwarte als de witte, hadden geteld en er geen enkele tussenzat met moordsporen. En let op wat hij zei, het ging om een rode loper! Dit hadden enkele leden van die vervloekte club hem gezegd.’

Konstantijn, de broer van Alexander en het hoofd van de Rotterdamse geheime dienst, was er bij toen Hans zijn verhaal deed. Hij vond het achteraf wel bijzonder dat een infiltrant bij zijn eerste actie al met zulke informatie kwam. Hij moest denken aan die andere infiltrant, die jarenlang zijn best had gedaan de top te bereiken. Willem Moonen heette deze sneue vent. Omdat zijn rating nogal aan de lage kant was had de landelijk politiedienst hem uitgerust met een minuscule schaakcomputer. Zo zou hij door bedrog langzaam opklimmen in de schaakwereld en uiteindelijk tot de Nederlandse top gaan behoren. Zoals algemeen bekend spelen zich hier louter zaken af die het daglicht niet kunnen verdragen. Samen met de Hell’s Angels, het advocatendom, de notariswereld en het makelaarsgilde behoort deze sector tot de top 5 van verdachte beroepsgroepen. Helaas is deze infiltrant onlangs tegen de lamp gelopen onder hoogst verdachte omstandigheden. Het zou hem niet verbazen wanneer blijkt dat de schaakmaffia hier niet louter een passieve rol in heeft gehad. Vreemd was wel dat hij nog niet zo lang geleden deze Moonen uit het kantoor van Bommel zag komen. ‘Toch eens vragen wat hij daar deed.’, dacht Konstantijn.

Een dag later ontmoetten de beide broers elkaar op het kantoor van Konstantijn om de zaak nader te bekijken. Hans zou zijn verhaal verder komen toelichten. Om de een of andere reden, waarschijnlijk omdat wat hij zei insloeg als een bom, waren de twee topfunctionarissen de eerste keer vergeten naar de details te informeren. Hans had bijvoorbeeld geen namen genoemd en alleen gesproken over de clubleden als groep. Omdat er tot actie moest worden overgegaan was deze informatie nu wel nodig. Je kon moeilijk een hele schaakclub arresteren, hoewel dit wel het liefste was wat de broers zouden willen. Juist toen Alexander opmerkte dat hun infiltrant het wel erg ruim nam met afspraken ging de telefooon…

 

Aflevering 5: Een lijk in het Kralinger Woud  (19 november 2007)

De broers waren snel ter plekke na het verontrustende telefoontje. In het Kralinger Woud, na 10 uur ‘s avonds een van de meest ongure plekken binnen de Rotterdamse gemeentegrenzen, was een dode aangetroffen. Na een anonieme tip die ochtend trof de politie in een fontein het opgevouwen lichaam van een jonge man aan. In eerste instantie werd gedacht aan een ongelukje. Zoals bekend vinden er op deze plek aan de bosrand regelmatig drankfestijnen plaats. Vooral de laatste maanden was dit fenomeen schrikbarend toegenomen. De sterke arm had een aantal hoogst illegale drankketen in de omgeving gesloten en de slachtoffers waren noodgedwongen uitgeweken naar het Kralinger Woud. Het was dus niet de eerste keer dat de politie eraan te pas moest komen om jongelui in verre staat van dronkenschap vanuit het bos naar huis te begeleiden. Niet zelden moest dan eerst de polsslag gemeten worden om te zien of er nog leven in zat. De bewuste ochtend dacht men met een soortgelijke melding te maken te hebben. Verrast waren dus de dienders toen zij geen dranklucht waarnamen rond het jongemannenlichaam, waarin de lezer ongetwijfeld onze infiltrant Hans zal hebben herkend. (het leven van een soapster kan snel afgelopen zijn…). Bij nader onderzoek bleek het lichaam koud en stijf en kon er worden vastgesteld dat het hier een dode betrof. De omgeving werd afgezet. In de loop van de ochtend werd ook de diagnose zelfmoord losgelaten en moest er een rechercheteam worden gevormd. Het eerste onderzoek bracht een opmerkelijk detail aan het licht. Uit de broekzak van het slachtoffer stak een papiertje. Het was het visitekaartje van politiecommissaris Nadorf. De agenten die het ontdekten begonnen zenuwachtig heen en weer te schuiven, maar besloten hem toch in te lichten.

Nu stond de baas zelf op de plaatst van misdrijf. Zijn eerste zorg was dat deze agenten niet hoefden te weten wie hier dood was aangetroffen. ‘Formeel werken wij niet met infiltranten, dus deze dode is geen infiltrant’, fluisterde hij zijn broer in het oor. Het visitekaartje moffelde hij weg in zijn zak; hij kon zich niet herinneren hem dit gegeven te hebben. Bij nadere bestudering zagen de broers een opgezwollen hoofd vol rode plekken. De mond stond half open en de nek vertoonde wurgsporen. Het leek wel of er een hard voorwerp bij de jongeman door de keel was geduwd. ‘Hier was sectie nodig. Als er iets met geweld naar binnen was gedrukt, moest dat er als bewijsmateriaal uit gehaald worden, dat spreekt vanzelf.’ Naast de fontein waar het lijk in had gelegen zag je een grote hoeveelheid voetstappen, diverse maten. De grond was omgewoeld, dit kon duiden op een worsteling. ‘Ja’, zei Alexander, ‘alsof je zonder tegenstribbelen een wurging of erger toelaat?’ Het was duidelijk dat hier twee toprechercheurs aan het woord waren.

Die avond hield het rechercheteam de eerste meeting. Voor Alexander waren de feiten een stuk duidelijker geworden. Ten eerste de moeder van het slachtoffer, een secretaresse op het bureau, had haar zoon al twee dagen niet gezien. Dat kwam vaker voor dus zij was niet meteen bezorgd geweest. Wel zei zij dat haar kind vorig weekend nogal verward thuiskwam midden in de nacht. De dagen erop was hij juist muisstil tot hij twee dagen terug wegging zonder te zeggen waarheen. De nieuwe patholoog anatoom, mevrouw Kuttschreuder, hield vervolgens een helder betoog. Hans was inderdaad eerst mishandeld met een klein hard voorwerp, dat geprobeerd is door de keel te duwen, wat na het openen van de maag, dus niet gelukt bleek te zijn. ‘Gezien de blauwe plekken en andere mishandelingen moeten er zeker drie sterke mannen aan te pas zijn gekomen bij deze dwangvoeding. Maar het vreemde is dat dit niet de dood tot gevolg heeft gehad. De doodsoorzaak is een hartstilstand geweest. Er valt nog niet te zeggen of het slachtoffer al een zwak hart had of dat hij van angst is gestorven. Moord, doodslag of zware mishandeling met de dood tot gevolg, het is allemaal nog mogelijk.’ Interessant is dat Frau K. kon vaststellen wat het kleine voorwerp moet zijn geweest. De twee broers keken elkaar aan en hadden het reeds geraden: een schaakstuk. Voor hen stond ook al vast dat dit wel een loper moest zijn. Deze zaak krijgt vleugels. Nader speurwerk van een aantal ondergeschikten gaf aan dat voorafgaand aan de worsteling er naar alle waarschijnlijkheid een achtervolging heeft plaatsgevonden. Wilde sporen leidde het rechercheteam recht het bos in, maar door de overvloedige bladerval waren zij al snel het exacte spoor kwijtgeraakt. Alexander dacht na hoe deze zaak verder te onderzoeken: ‘dit rechercheteam heeft hier nog jaren werk aan, ik schakel Bommel in!’

 

Aflevering 6: Het was donker in het bos (2 december 2007)

Bommel was terug op de plek waar hij zich het meest thuis voelde: in de frontlinie van het politiewerk. Het lichaam was net een week koud en Bommel zat al tot aan zijn oren in de zaak.  Paulus had ook de smaak te pakken. Hij kreeg van zijn direct leidinggevende opdracht de plaatst van misdrijf vooral ’s avonds en ’s nacht veelvuldig te bezoeken. Dat hij overdag op kantoor dan wel wat moest bijslapen sprak vanzelf. Nadat Paultje een aantal avonden het bos had verkend en volgens eigen zeggen niets bijzonders had gezien, ging Bommel op een eerste zaterdagavond mee. Zij wilden integreren dus hadden zij zich verkleed als hiphoppers. In een van de weinige coffeeshops die Rotterdam nog rijk zaten ze eerst wat te blowen. Terwijl het langzaam nacht werd las Bommel de krant eens goed door. Hij wist dat er onder juristen flink geblowd, gezopen, gesnoven en vreemd gegaan werd, maar wat hij nu las overtrof dit alles. Onder werktijd werden vanuit het ministerie van justitie zeer regelmatig artikelen in Wikipedia aangepast. Van de 500 aanpassingen sinds 2003 gingen er meer dan 100 over schaken! ‘Het moet niet veel gekker worden. Wij doen hier ons best om allerlei ontucht die rechtstreeks uit deze verderfelijke hobby voortvloeit te bestrijden en bij het ministerie wordt deze ziekte getolereerd. Nou goed, gelukkig gaan zij de toegang afsluiten, maar daarmee is natuurlijk de oorzaak niet weggenomen’. Bommel sprak nu tegen Paultje met lage, zachte stem: ‘jij hebt daar op het ministerie toch stage gelopen? Heb je nooit iets vreemds opgemerkt?’Paulus schrok op vanachter zijn toeter, maar had geen tijd om stotterend te antwoorden, want de deur sloeg met een klap open. Daar kwam de bekende Rotterdamse politicus Z. binnen. Niet bewust van een viertal politieogen bestelde de man een portie weed waar zeker 10 personen het weekend mee door zouden kunnen komen. Dit alles ondanks zijn politieke  instemming enige weken geleden met het verscherpen van het softdrugsbeleid. Paulus was zo geschokt door deze verschijning die kennelijk hier  kind aan huis was, dat hij zo snel mogelijk weg wilde. Bommel leek minder onder de indruk, maar zag dat het al bijna nacht werd, dus op naar het bos.

Een half uur later wandelden onze helden door het natte bos. Hoewel het stil was zagen zij wel overal groepje mannen rondhangen. Vanaf de fontein, de plek van misdaad, leek een spoor te lopen naar het donkerste deel van het woud, zo had de technische recherche vastgesteld. ‘Hier moeten we maar eens het pad verlaten’, stelde Bommel aarzelend voor met zachte stem. Net als Paulus was hij niet helemaal helder meer van geest. De bomen leken op hen af te komen. Paul zag dat zijn meerdere wat bang was geworden en het leek hem het goede moment om over rode lopers te beginnen. Hoewel hij niet precies wist hoe deze zaak in elkaar stak, had hij de afgelopen week genoeg gehoord om zijn fantasie te prikkelen. Bommel schrok meteen wakker, maar voordat Paulus verder kon gaan kreeg hij opeens een lachkramp, want niet ver van hen vandaan liep een dikkige man in een rood trainingspak dwars door het bos. ‘De rode loper!’ gierde Paulus. Bommel keek minder vrolijk: ‘je hebt gelijk, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb, we zetten de achtervolging in.’ Het tweetal probeerde struikelend de man in te halen, maar dik of niet, hij had meer conditie. Al gauw verloren zij de man uit het oog. Paulus was ondertussen zo slap als een vaatdoek, Bommel daarentegen was helemaal scherp en zag allerlei duidelijke lijnen in deze zaak. Net toen hij de telefoon wilde grijpen om versterking te bellen, hoorden beiden een woest gegrom uit een grote holle boom. Het geluid werd harder en uit de boom stapte een gezette vijftiger met afzakbroek. Hij keek de twee vriendelijk aan en sprak: ‘ik ben de tuinman.’

 

Aflevering 7: Wat heeft u een grote mond (16 december 2007)

Voordat Bommel en Paulus zich konden voorstellen was de tuinman hen voor. Hij sprak: ‘komen jullie om te schaken of zoeken jullie paddenstoelen en mannelijke warmte in dit bos?’ De twee helden waren overrompeld door deze vragen. Wie was deze vent? Hij zag er niet uit als een orakel, had wel vriendelijke ogen, maar geen echte verleidersblik. De twee speurders hadden ook geen behoefte aan de voorgestelde mannelijke warmte. Voordat zij hadden kunnen antwoorden ging de bosjesmens verder. ‘Misschien kennen jullie mij niet, maar in bepaalde kringen ben ik heel beroemd. Vroeger had ik de aspiratie om wereldkampioen te worden en ben er ook heel dichtbij geweest. Door dat verdomde Nederlandse publiek, dat nooit helemaal achter mij ging staan, heb ik het uiteindelijk niet gehaald. Bovendien waren veel collega’s natuurlijk jaloers, omdat ik vanzelfsprekend de veel betere speler ben; en nog! Beter dan zo’n Broekie de Leeuw. ‘ Het begon Bommel langzaam te dagen, dit was die vermiste grootmeester waar de laatste dagen op kantoor over werd gesproken. Officieel wist het publiek nog niets, maar hij was al dagen spoorloos. Voor een ongeluk werd al gevreesd. Hij moest versterking laten komen, maar hoe kon dat ongemerkt. Bommel besloot tot een diepte-interview. Uit niets mocht hij laten blijken wat zijn functie was en Paultje mocht niets over schaken zeggen. Stel dat de man een aanval van razernij zou krijgen. Dat kwam vaker voor bij rustige types die het bos in gingen.

‘Mag ik u als Niet-schaker iets vragen: waarom loopt u altijd in die afzakbroeken? ‘Nou, mannetje, dat is om andere schakers mijn reet te laten zien, zodat zij beseffen dat ik schijt aan ze heb!’ ‘Maar Tuinman, waarom heeft u dan van die grote handen?’ ‘Nou, dat is om mooie grootse zetten te doen en zo alle ratingpunten bij die miezerige kleine meestertjes weg te kapen’. ‘En tuinman, wat heeft u een scherpe adem?’ ‘Ja, mijn vriend, dat is om ongenode gasten weg te jagen, als zij bijvoorbeeld aan mijn bord komen staan en zich met de partij willen bemoeien.’ Bommel kreeg nu sterk de indruk zich in een sprookje te bevinden en was door zijn vragen heen. Hij vreesde ook een plotseling uitval, want hoe liep dit sprookje ook alweer af? Paulus onderbrak zijn gedachtegang en vroeg op de tuinman af: heeft u wel eens met een Rode Loper gespeeld?’ ‘Tuinman, die in gedachte ook de lijn in het sprookjesverhaal probeerde op te pakken, antwoordde verstrooid: die grote mond heb ik om jullie op te eten, alleen ben ik wat bang voor de jager, die hier zonet mijn boom passeerde in dat malle rode pak van hem? Toen viel de tuinman stil: wat zei je daar: ‘Rode Loper!? Verraders zijn jullie!’. Bommel die de bui al zag hangen was reeds op de vlucht geslagen, Paulus volgde hem snel. Tierend lieten zij de tuinman achter in het bos. Anders dan zij verwacht hadden zette hij niet de achtervolging in.

 

Aflevering 8: Eva’s bekentenis (23 december 2007)

Na het gebeuren in het bos had Bommel een zware griep opgelopen die lang aanhield. Eerst probeerde hij de gebeurtenissen van die nacht in het bos rationeel te verklaren. Een wereldberoemde schaker die het bos in is gevlucht en vanuit een boomhut of iets wat daar voor door moet gaan ons toe-orakelt. Bovendien gaf hij duidelijk blijk van kennis in deze zaak. Het woord ‘Rode Loper’ riep het ergste in hem wakker. Je zou dus denken dat er een verband moet zijn met de gepleegde moord. Maar dat kan toch niet waar zijn! Later beschouwde Bommel zijn avonturen in een ander licht en vroeg zich af hoe nuchter zij eigenlijk waren geweest. Ten eerste hadden zij vooraf wat wijn gedronken, daarna hadden ze stevig zitten blowen in die coffeeshop, waar zij politicus Z. aantroffen. Overigens merkwaardig dat Paultje daar zo van schrok. Door de spanning werkte de stuff misschien zo door dat we in het bos een geheel eigen wereld binnenliepen. Hoe kun je dan achteraf nog zeggen wat waar gebeurd is en wat niet?  Ik hou het erop dat niet alles echt heeft plaatsgevonden. Hoe moet ik het ook verkopen aan mijn baas. Op dat moment ging de telefoon…

Alexander vroeg zich dagelijks af of er schot zat in de schaakmoordzaak. Van zijn ondergeschikten kreeg hij slechts ontwijkende antwoorden. Paulus had hij gesproken en hij had een heel merkwaardig verhaal verteld over bosschakers, samenscholingen en corrupte politici. Feiten kon hij niet ontwaren in deze verhalenbrij. Hij wilde nogmaals een bezoek brengen aan de moeder van het slachtoffer. Eva heette zij. Zij had haar ontslag ingediend bij de afdeling waar zij werkzaam was. Als tegemoetkoming had hij van hogerhand een extra maandsalaris toegezegd, want wij zijn toch geen barbaren bij de politie. Een eerder bezoek had niets opgeleverd. Het was hem opgevallen hoe onbewogen deze vrouw bleef onder de dood van haar kind. Natuurlijk was zij vaker verhoord, maar hij wist uit ervaring dat betrokkenen niet alles in één keer loslaten. Zelfs Derrick gebruikte deze techniek en bezocht mogelijke verdachten altijd meerdere keren, vooral als het wat oudere maar toch nog aantrekkelijke vrouwen betrof. Hij ging dus wederom bij haar op de koffie.

Na het eerste kopje viel het gesprek al zodanig stil dat Alexander afscheid wilde nemen. Maar de vrouw nam het woord: ‘u wist toch wie mijn zogenaamde zoon in werkelijkheid was? Niet mijn bloed in ieder geval. Ik heb hem een paar jaar geleden onder mijn hoede genomen. Hij was wees en woonde toen bij een of andere vieze kerel in huis, die zich oom Karel noemde. Na het dramatische einde van deze man, die een  seriemoordenaar bleek, kwam Bommel op een dag bij mij aan de deur met het ventje. Ik ging toen nogal intiem om met Bommel, maar dat is mijn privé-zaak, daar heb jij niets mee te maken! Het was of terug naar het weeshuis, waar hij eigenlijk te oud voor was, of de straat op. Ik was toen nog zo verliefd op Bommel, die het in die tijd ook moeilijk had, dat ik Hansje in huis genomen heb. Ja, je hoort het goed, Hans was niet zijn schuilnaam, maar zijn echte naam. Enfin, het joch ontpopte zich als een verwend kreng, ging mij eerst pestte en toen chanteren. Bommel voelde zich op den duur niet meer verantwoordelijk. Ik heb hem dat erg kwalijk genomen…’ Alexander was even stil van deze bekentenis, dat ze dat op het bureau niet wisten verbaasde hem het meest. Deze vrouw is nu wel gepromoveerd tot verdachte, dat is één ding dat zeker is.’ ‘U ziet mij nu zeker als een verdachte’, sprak Eva. ‘Dat begrijp ik wel, maar luister naar wat er vorige week gebeurde. Bommel stond ineens voor deur. Hij zei om onderzoektechnisch redenen, maar ik zag duidelijk een afgetekende bommel in zijn broek. Maar dit, bedacht ik mij achteraf, kan ook zijn dienstwapen zijn geweest. Hij vroeg mij te mogen kijken in de spullen van Hans. Ik vond het gek, want er was al een heel rechercheteam overheen gegaan. Bommel liep echter snel naar boven en was in een oogwenk weer terug. Hij wist dus wat hij zocht, vermoed ik…’ Alexanders brein draaide op volle toeren. Hoe deze zet van Bommel te plaatsen?  Bij het afscheid kon hij alleen maar uitbrengen: ‘ik dank u voor deze informatie, we houden contact’. Hij dacht alleen maar: het eerste wat er moet gebeuren is Bommel bellen.'

 

Aflevering 9: Bommel verdacht? (2 januari 2008)

Bommel stapte zijn kantoor binnen, waar hij met Alexander Nadorf had afgesproken. Zijn baas zat reeds op de enige bureaustoel die het kantoor rijk was en keek hem geïrriteerd aan. In een hoek stond Alexanders broer, Konstantijn, hoofd van de geheime dienst en gehuld in een regenjas die niets te duiden overliet: hier stond een geheim agent. Paulus zat, geheel volgens zijn positie in het corps, op de grond. ‘Je hebt ons iets uit te leggen, Bommel’, begon Konstantijn.’Om eerlijk te zijn, we houden je al geruime tijd in de gaten. En met geruime tijd bedoel ik niet sinds die moord in het bos. Natuurlijk herinner jij je nog de seriemoordenaar van enkele jaren terug. Jij hebt de zaak toen opgelost, maar wat ons betreft niet naar wens. De vermoedelijke dader, let op: vermoedelijke dader, is bij zijn arrestatie omgekomen. Bovendien is later het onthoofde  lichaam spoorloos verdwenen. Nu zitten we met een nieuwe zaak, maar het lijkt er steeds meer op dat dit een vervolg is op deze eerdere zaak. De bewijzen liggen hier zowat op tafel.’ Konstantijn pakte op dat moment de schedel beet, die hier al die tijd had gelegen. Aan wie behoorde dit toe Bommel?’ Nog voordat de zwijgende en ineengedoken aangesprokene had kunnen antwoorden, nam Alexander het woord van zijn broer over en vervolgde de verdachtmakingen.

‘Dit is niet het enige natuurlijk, wat kan mij die schedel schelen. Ik heb wel meer dooien gezien in mijn carrière. Het gaat om jouw betrokkenheid Bommel! De zogenaamde moeder van het slachtoffer, ik bedoel Hansje, was niet de moeder. Wat zij wel was, was jouw geliefde! En waar kwam dat ventje  vandaan? Je hoeft niet te antwoorden, want dat doe ik al. Het was het huisgenootje en/of speeltje van Oom Karel, waarvan wij hier vermoedelijk een laatste restant in handen hebben. Wat is jou rol hierin? Maar deze zaak telt meer raadsels: Wat is het motief van de moord: wraak, chantage, wist Hansje te veel of was het gewoon een rotjoch dat opgeruimd moest worden? Ikzelf denk dat de moord slechts een detail is. Er spelen veel grotere partijen en belangen in deze zaak. Vanuit de politiek wordt er gewaarschuwd. Het liefst wil men het oord waar dit alles vermoedelijk begonnen is, het Nivonhuis, eerder vandaag dan morgen sluiten. Er is alleen te weinig directe aanleiding. Onder vier ogen heeft een bepaalde fractie er zelfs op aangedrongen het gebouw desnoods als drugspand te bestempelen en te ontruimen. En mocht dat niet lukken, dan wist hij wel een mannetje die dit soort zaakjes vakkundig kan oplossen. Ik bedoel maar. De politiek wil wel handelen, maar wat doet de politie…?’

Konstantijn pakte het woord weer van zijn broer over: ‘landelijk krijgen wij natuurlijk ook vragen hierover. Er was een schaker spoorloos verdwenen. Een week later wordt hij in verwarde toestand gevonden in het bos, dicht bij de plaats van delict. Het schijnt weer wat beter met hem te gaan, maar hij is allergisch voor de kleur rood geworden. Artsen proberen hem nu tijdelijk kleurenblind te maken. Ik weet niet welk verband er is, maar dit heeft met de zaak te maken. Net als dat vermoedelijke moordwapen dat overal opduikt. Een collega van mij kwam tot de ontdekking dat er in Utrecht een schaakclub bestaat met de naam ‘De Rode Loper’. En of het niet genoeg is zette mijn vrouw gisteren de Belgisch zender op en ik zie verdomme een programma aangekondigd onder dezelfde naam! Het moet niet veel gekker worden. Ik vraag mij verder af wie hier eigenlijk de baas is. Wij werken met infiltranten,  maar jij hoort daar niets van te weten. Toch zie ik regelmatig infiltranten in en uit lopen bij jou. Kortom, de vragen stapelen zich op. Kun je ons eindelijk misschien eens het een en ander uitleggen!?’ Beide broers vertoonde tekenen van overspannenheid na deze lange uiteenzetting. Alexander plofte neer in de bureaustoel en Konstantijn stak een sigaret op. Nu was het woord aan Bommel. Hij was er altijd bang voor geweest dat dit zou gebeuren. Maar nu het eenmaal zover was voelde hij zich sterker worden. ‘Ik wil een verklaring afleggen!’

 

Aflevering 10: Het bleef lange tijd stil (8 september 2008)

Bommel schraapte zijn keel en keek traag in het rond. Vervolgens bleef het lange tijd stil. (mede omdat de schrijver van de soap ook niet meer wist wat de hoofdpersoon nou precies wilde gaan zeggen) ‘Ik ben schuldig’, begon Bommel, ‘maar niet waaraan jullie denken dat ik schuldig ben. Ik geef toe dat Eva mijn geliefde was; dat had niets met de zaak te doen. Ik vond het ook niet de moeite waard het jullie te melden. Het blijkt maar weer eens dat politie en geheime dienst niet alles zien wat er onder hun neus gebeurd. En dat is in mijn geval maar goed ook.’ De beide broers lieten hun tanden knarsen. Hadden zij hiervoor deze verdachte langdurig afgeluisterd, alleen om te horen dat zij de meest simpele feiten niet gezien hadden. Wat kon deze Bommel hen beledigen. Zijn verhaal moest nu wel heel goed zijn, anders… Bommel vervolgde zijn verklaring: ‘Terug naar de zaak… welke zaak? Het begon natuurlijk jaren geleden met de schaakseriemoordenaar. Bedenk wel dat ik een eind aan die zaak gemaakt heb! Maar hoe dat precies verlopen is kan ik niet zeggen, ik zou wel willen, maar ben gewoon hele stukken kwijt uit mijn geheugen. Ik weet dat het klinkt als een flauwe smoes, toch is het zo. Achteraf leek het wel of ik bestuurd werd door een ander, dat ik het niet zelf was die handelde. Wat ik weet is dat ik de verdachte, laten we hem maar Karel noemen, hoewel dat niet zijn echte naam was, heb gepakt. Dat hierbij een worsteling heeft plaatsgevonden staat ook vast. Dat hij uiteindelijk door mij onthoofd is, weet ik omdat ik het beeld voor mij zie waarin ik een zwaard in handen heb. Het bewijs van onthoofding zien we hier liggen: de schedel met lichte afdruk van een loper.’

‘Tot zover niets dat ons echt schokt, hoewel het geheugenverliesverhaal we al in teveel politiefilms hebben gezien’, sprak Alexander. Hij leek minder boos dan voorheen, eerder opgelucht met dit deel van het verhaal. Zijn broer, die nog minder uitblonk in mensenkennis dan hij, was deze stemmingswisseling niet opgevallen. ‘Ga verder met je verhaal!’ commandeerde Alexander. ‘Toen ik later dus naar het huis van Karel ben gegaan, trof ik daar een joch aan dat duidelijk in de war was. Hij scheen mij al te kennen, want hij schrok zich rot. Later ben ik gaan begrijpen dat hij de onthoofding moet hebben gezien. Hij wilde er niets over zeggen. Eerst heb ik op eigen houtje hem in de opvang ondergebracht. Zoals je maar al te goed weet heeft de politie meer bevoegdheden dan het publiek denkt. Het was dus een koud kunstje hem anoniem onder te brengen. Later heb ik met Eva overlegd, zij wilde zo graag een kind maar was onvruchtbaar. Met valse papieren was het snel geregeld: zij werd de moeder van Hans. In het begin kwam ik vaak over de vloer. Ik wilde zo graag van hem weten wat er precies gebeurd was. Later werd dat minder: hij zei niet veel meer, leek zich ook weinig te herinneren en werd zelfs agressief als ik er weer naar vroeg. Zelfs met geld, iets dat hij later steeds meer nodig had, waarvoor weet ik niet, was hij niet te vermurwen. Hij bleef zwijgen.’

‘Beste Bommel’, onderbrak Konstantijn hem met cynische ondertoon, ‘waarom heb je dit dan niet eerder verteld. Wij beschikken over geavanceerde technieken om de meest zwijgzame types aan het praten te krijgen. Uit zo’n labiele persoon als Hans hadden we zeker een verhaal naar boven kunnen  persen. En wat die onthoofding betreft, het komt toch vaker voor dat een verdachte sneuvelt bij zijn arrestatie. Het was toch duidelijk dat hij alles met de zaak te maken had: bewijs te over. Hadden we hem dan levenslang door de staat moeten laten onderhouden? Al die dure psychiaters en andere hulpverleners die er aan te pas komen , enzovoorts. Je weet hoe het gaat en over 5 jaar loopt zo’n maniak weer vrij rond.’ ‘Konstantijn slaat weer eens door’, dacht zijn broer. In zulke situatie zei Alexander vaak tegen hem dat hij maar de politiek in moest, er waren nu genoeg partijen waarbinnen hij voor zijn standpunten een welwillend oor zouden vinden. Maar dit vond Konstantijn belangenverstrengeling en zei dan altijd dat de politie juist onafhankelijke geesten nodig heeft. Bommel stoorde hem in zijn gedachtegang en sprak: ‘de laatste week leek Hans mij iets te willen zeggen. Ik kwam hem op straat tegen, hij deed gejaagd maar was veel meer open dan voorheen. Hij zei mij te zullen bellen binnenkort omdat hij belangrijk nieuws had. Helaas is het daar niet meer van gekomen. Wel ben ik naar zijn ouderlijk huis gegaan en heb daar een ontdekking gedaan…’